Mijn dagboek uit mijn leven geschreven

Auteur: Ronita Yory
Mijn dagboek uit mijn leven geschreven
Niets in dit boek mag verveelvoudigd worden in welke vorm dan ook zonde de schriftelijke toestemming van de auteur.
Uitgave in eigen beheer
ISBN: 804 517
Tel: 03/542.35.98
Rek: 701-0127711-82
685-6831093-76
000-1695620-60
000-530217-15
ISBN: 804517
D 2000
Circulum Vitae
Personalia
Naam en voornaam: Olga Janssens
Geboren: 19-3-1937
Geboren: Deurne (Antwerpen)
Pseudoniem: Ronita Yory
Adres: Canadalaan 227 bus 1
Plaats: Antwerpen 2030
Burgerlijke staat: Echtgescheiden
Studies: Lager onderwijs
Grijspeerstraat en Coeveltstraat School Calazans Deurne Noord
Avondschool:
Vak: Spaans
Adres: Eikenstraat 1e leerjaar
Attest: 52 %
Burotica: Suddermanstraat Antwerpen
Attest: 70 %
Literaire ervaringen
Ik heb reeds 8 boeken geschreven zoals:
1-Mijn dagboek uit mijn leven geschreven
2-Pedro de Puertoricaanse jongen
3-Kinderverhalen (waaronder 2 sprookjes)
4-Gedichtenbundel
5- Reisverhalen boek 1
6-Naar de hel van Breendonk
7-Onze kerstreis met Top Express naar Oberkirch 2002
8-Onze reis met Top Express naar Lloret de Mar 2002
Deze boeken zijn te koop bij Standaard boekhandel Huidevetterstraat
(zijstraat Meir) Antwerpen
Figurant : mijn ervaringen
1-In Levensgevaar (was ik de moeder van Martine Jonckheere, uit familie
2- Bex en Blanche (was ik rolstoel patient)
3-Shades (was ik jury lid)
4- Wannabees (Moest ik op straat zingen)
5-Afrit 9 (zong ik het liedje: Adios Acapulco auteur Ronita Yory)
6- In de serie "David" (Was ik een nonneke)
7-Reclame filmpje (Gemengd huwelijk van Orange naar Base)
moest ik roddelen
9- Agenda reclame filmpje voor de regionale televisie Brussel
10- In een Soundmixshow zong ik het liedje: Ave Maria (Charles Gounod)
11-In het programma Kriebels heeft men dit liedje “Ave Maria” uitgezonden
12--Reclame filmpje ( bij een begrafenis, tijdens de koffietafel moest ik roddelen
Over de schrijfster
Olga Janssens met pseudoniem “Ronita Yory” geboren op 19 maart 1937 te Deurne Antwerpen. Volgde lagere school te Deurne Dumontstraat, Grijspeerstraat en Calazans Coeveltstraat te Deurne. Aan de avondschool volgde ik Spaans 1e jaar attest 52 % ,ik volgde ook Burotica Suddermanstraat attest: 70 %.
Voorwoord
Dit is mijn levensverhaal. In dit boek vertel ik u mijn tegenslagen in mijn leven. Op mijn verjaardag 19 maart 1993, toen ik 56 jaar werd begon ik geheel onbewust dit boek te schrijven. Ik ben de jongste van 4 kinderen, waarvan een meisje amper 10 maanden werd. Het begon allemaal toen ik 7 was. Het hield niet op, tot op heden. Jaren geleden had ik reeds een drang om dit boek te schrijven, maar het verdriet haalde de bovenhand. Nu ik ouder ben geworden, ben ik in theorie er overheen. Wat ik hier geschreven heb is zeer aangrijpend. Steeds nam ik de moed bijeen, ik wilde kost wat kost dit boek schrijven, ik wilde niet afknakken van verdriet, ik moest moed houden voor mijn kinderen en kleinkinderen.
Bladwijzer
Hoofdstuk 1 Naar pleegouders Blz 8
Hoofdstuk 2 Mijn Jeugd
Hoofdstuk 3 Mijn huwelijk
Hoofdstuk 4 Ik moest mijn woning verlaten
Hoofdstuk 5 De geboorte van mijn zoontje Jean Pierre
Hoofdstuk 6 Toen de deurwaarder kwam
Hoofdstuk 7 De geboorte van mijn jongste dochter Nancy
Hoofdstuk 8 Nancy’s pubertijds jaren
Hoofdstuk 9 De geboorte van mijn kleinkind Antonia
Hoofdstuk 10 De geboorte van mijn kleinkinderen Bartje en Brenda
Hoofdstuk 11 Mijn levenswens
Mijn dagboek uit mijn leven geschreven

Olga Janssens 3 jaar Pseudoniem: Ronita Yory
Hoofdstuk 1 Naar pleegouders
Het begon in de jaren 1944, ik was amper drie jaar toen de oorlog in alle hevigheid losbarste. Scholen verwittigden de ouders om de kinderen naar veiliger oorden te brengen. Ik had een broer, die 5 jaar ouder was en een zus, die elf maanden ouder was. Ik had nog een klein zusje, die als ze 10 maanden oud werd stierf van de stuipen. Wij, mijn broer, mijn zus en ik werden bij drie verschillende pleegouders geplaatst. De miserie begon toen ik er aankwam. In mijn bagage zat een lappenpop, die mijn vader voor mij gemaakt heeft. Ik was zéér gehecht aan deze pop. Bij het zien van het speeltje, grijnslachte Hilda, de jongste dochter van het gezin. Met bruut geweld nam ze de pop en zei: Die heb je niet meer nodig! Terwijl ze nijdig het speelgoed in de kachel gooide. Toen ik dit zag begon ik hartstochtelijk te wenen. Hilda lachte en zei: Kijk naar je lievelingsspeelgoed en kijk hoe ze brand, ha, ha,ha en duwde mij onzacht heen en weer. De maanden , die volgden waren een ware hel voor mij, deze periode zou ik liever vergeten. De school lag op drie
kwartier te voet. Ik vergeet nooit die dag, het sneeuwde, ik had houten blokjes aan, waaraan de sneeuw kleefde. Ik vroeg smekend: Mag ik de sneeuw van mijn klompjes doen, ik kan zo niet lopen! Neen, grijnslachte Hilda, ik vindt het grappig hoe jij voortstrompelt, ha, ha, ha! Eindelijk bereikten wij de school, ik was zo vermoeid, dat ik tijdens de lessen in slaap viel. Maar o wee, als straf gaf Hilda mij enorm veel eten, zodat ik ziek werd en alles weer uitbraakte. Hilda werd woedend en zei: Dit zul je opeten, dat zal je leren niet op te letten in de klas! Ik was de ganse nacht ziek, ik dacht, dat mijn ingewanden er uit kwamen. De gedachte aan het vieze spul, bracht mij telkens aan het braken, bah! De volgende morgen moest ik weer naar school en weer met de sneeuw aan mijn klompen. De leerkrachten vroegen aan Hilda: Waarom slaapt Olga steeds tijdens de lessen? Hilda sciep er genoegen in om mij te pesten, woedend zoals altijd zei ze: Als je niet wil luisteren moet ik je weer straffen: ik ga je bij de hond in het kot zetten, daar zul je wel leren luisteren rotjong! Neen, neen riep ik, niet bij de hond, Hilda doe dat niet! Terwijl ik mij losmaakte uit haar ijzeren greep. Het was bitter koud, angstig zat ik ineengedoken in een hoek van het kot. Ik durfde niet ademen. Als ik het waagde een beweging te maken, gromde het dier gevaarlijk terwijl het schuim uit zijn bek liep. Ik bleef de ganse nacht wakker, bibberend van de koude. Weer viel ik tijdens de lessen in slaap. De martelgang hield niet op, ditmaal was het een geestelijke foltering. Simone, Hilda ’s zuster zei nijdig: Ik neem je mee naar Brussel, daar is een hel, ik gooi je erin, je zult huilen van pijn, omdat het vuur aan je vel zal likken, ha, ha, ha! Deze woorden maakten mij zo bang, dat ik er met niemand durfde over te praten. Nu na zovele jaren hoor ik nog steeds Hilda en Simone’s hoongelag, ik zag mij reeds branden. ‘ Nachts kreeg ik nachtmerries, in mijn verbeelding riep ik om hulp, ik sliep niet meer, omdat de schrik er dik inzat. Simone had plezier in de geestelijke marteling, in de maanden, dat ik bij deze onmensen verbleef zei Simone nog meer van die gruwelijke dingen, die mij angstig en asociaal maakte. Hilda vond het een plezier om mij lijfstraffen te geven. Zo ook, die dag nam ze mij bij mijn hoofd en duwde mij in de mesthoop en zei grijnslachend: Hier eet en ruik! Het was een vieze boel, de drek kroop in mijn neus en mond, uren moest ik in deze vuiligheid blijven liggen. Hilda bewaakte mij als een waakhond, want ze sloeg mij als ik maar een beweging maakte. Mijn zus Maria werd in hetzelfde dorp geplaatst op ongeveer 500 meter. Als mijn zusje mij kwam bezoeken verbood Hilda mij nog maar één blik naar haar te werpen. Indien ik dit niet deed kreeg ik één van de straffen, eerder in dit boek beschreven. Hilda’ s pesterijen hielden niet op, ze schepte er genoegen in, om mij wakker te houden. Eindelijk brak de dag aan dat ik naar huis mocht, ik was blij, alhoewel de relatie op een laag pitje stond. Mijn moeder zei steeds vreselijke dingen, die mij vreselijk martelden. Soms gaf mijn moeder mij slaag voor een niemendalletje. Ik was thuis steeds de zondebok. Iedere dag zei ze: Toen jij geboren werd wist ik na drie dagen nog steeds niet,welke naam ik moest geven, want je was niet welkom. Naarmate ik ouder werd begon deze gedachte mij te kwellen. De drang om mijn geboorte akte te halen, werd met de dag sterker, maar mijn moeder hield mij hiervan tegen, het was net of ze mijn gedachten kon lezen. Dan zei ze: Je moet niet naar de bevolking gaan, geloof mij ik spreek de waarheid! Ergens voelde ik dat mijn moeder loog en dat ze het niet zo graag het zo begeerde document op te eisen. Zo wist ze niet eens op welk uur ik geboren ben. De angst bekroop mij en ik stelde het telkens uit. Tot op mijn 56e heeft mij dit weerhouden tot ik op zekere dag mijn stoute schoenen aantrok en in 1993 het papier ging halen. Toen de ambtenaar mij het aanreikte , nam ik het met bevende handen aan. Enkele dagen liet ik het op de kast liggen, maar de drang om het begeerde papier te lezen liet mij niet los. Mijn verbazing steeg toen ik vernam dat ik om 4 uur ’s morgens geboren ben en door mijn vader op de bevolking werd ingeschreven ben, amper vijf uur na mijn geboorte, dus op negen uur. Toen ik in 1956 trouwde had ik uiteraard een geboorte akte nodig.
Hier in dit kerkje deed ik mijn 1e en plechtige communie en ben hier ook getrouwd. Alsook zijn er vele missen opgedragen voor dierbare overleden familieleden, zoals mijn vader en mijn broer Frans

Olga Janssens Maria Janssens

Maar weer durfde ik het papier niet te lezen. Ik was steeds erg bang van mijn moeder. Toen mijn moeder in 1988 stierf , voelde ik geen verdriet, omdat ze tijdens haar leven mij zoveel heeft aangedaan. U zult het wel merken, naarmate u mijn verhaal verder leest. Zo ook kon ze niet nalaten steeds te zeggen: Ik kwam jij en je zus onderdekken en ik zag tot mijn ontzetting dat er uit jouw hoofd allerlei beesten liepen zulke kinderen zijn de kinderen van de duivel. Steeds zei ze vreselijke dingen, maar steeds als wij alleen waren. Niemand uit ons gezin wist hoe ik moest lijden, dit en nog vele dingen durfde ik niet te vertellen. Soms werd het mij teveel en werd ik agressief en begon ik te wenen uit machteloze woede. Als er dan toevallig iemand binnenkwam, zoals mijn zus, mijn broer of mijn vader zei mijn moeder steeds: Met ons Olga is niets aan te vangen, ze is brutaal en agressief, wat moet dat worden als ons Olga groot is, oh ik mag er niet aan denken! Ik durfde mij niet te verdedigen, omdat ik te bang was van mijn moeder. Mijn moeder profiteerde van mijn angst en kwelde mij nog meer. Op zekere dag, ik was reeds 14, mijn ouders hadden een bungalow gekocht, waar wij mijn moeder en ik ieder week-end verbleven. Zoals steeds mocht ik de camping niet verlaten, die dag lapte ik het aan mijn laars, ik dacht: Ons Maria mocht ook op haar 14e de kamping verlaten, als zij dat heeft gemogen dan ik ook, ieder gelijk voor de wet. Ik was echter zéér bang en nochtans wilde ik die dag niet luisteren. Ieder jaar leefde ik in de hoop als ik 11…ben, als ik 12 … ben, als ik 14… ben zal ik ook wel mogen wat mijn zuster steeds mocht naar believen de kamping verlaten, naar huis gaan slapen, uitgaan enz… Nee, dacht ik: ditmaal luister ik niet, als ik op de kamping moet blijven, dan mijn zus ook, tenslotte is mijn zus maar 11 maanden ouder. Ik vind deze praktijken niet eerlijk, ik wil ook doen wat mijn zuster mocht op een bepaalde ouderdom. Die bewuste middag kwam mijn vriendin, die zoals mijn zus ook Maria heette, ze was ook 14, ze vroeg: Zeg Olga ga je mee met de fiets naar
Brecht? Oh ja, maar ik moet hier op de kamping blijven, och, ik krijg toch altijd ruzie, slaag krijg ik toch, ik luister niet, ze kan de pot op! Kom Maria we vertrekken! Bij onze aankomst kwam mijn zus amper 1 a 2 minuten ons achterna, ik denk dat ze het gesprek met mijn vriendin gehoord heeft. Ik zag haar reeds van ver, ze stapte van haar fiets en zette haar rijwiel tegen zich aan, met wijd open benen, haar armen in haar zijde met een alles vernietigende blik keek ze naar mij, toen reed ze terug weg. Ik voelde dat er storm op komst was. Ik zei angstig: Ik ga terug naar de kamping , want ik denk dat het er gaat stuiven! Met knikkende knieën reed ik weg. Hoe dichter ik bij het domein kwam hoe méér het angstzweet mij uitbrak. Toen ik bij de bungalow aankwam kon ik nog net mijn fiets wegzetten, toen mijn moeder als een briesende leeuw met haar armen omhoog riep: Jij brutaal nest, jij wil niet meer luisteren, ik heb jou gezegd, dat ge op de kamping moest blijven, snotjong, ik zal je leren! De jarenlange pesterijen werden mij teveel en ik riep woedend: Jij hebt losse handjes, jij wil mij steeds slaan voor een niemendal, jij hebt mij mijn levenlang verstoten. Jij kunt niet
nalaten mij erop attent te maken dat ik lelijk en achterlijk ben! Het moet gedaan zijn, je hebt mij genoeg gepest en gekwetst! Woedend riep ik nog: Jij bent een rotmoeder, weet je dat? Toen ik mij zo boos maakte stond ik in de eetkamer. Ik nam enkele lepels en vorken en riep: Als mij nu nog slaat krijg je er tien terug, begrepen? Verwondert sperde mijn moeder haar ogen open terwijl ze verbouwereerd zei: Ben jij dat Olga, dat had ik van jou niet verwacht! Dat had je niet verwacht he, wel vanaf vandaag is het gedaan met je pesterijen, want ik laat mij niet meer doen, hoor je dat? Door dit voorval begreep ik, dat in het verleden in vele gevallen, dat het mijn zuster haar schuld was van de vele lijfstraffen, die ik kreeg. Maar ondanks deze recente uitval zette mijn moeder haar pesterijen verder. Die dag kreeg ik als geschenk een stuk zeep… Mijn moeder zei grijns lachend: Jij kreeg die zeep, omdat je lelijk bent, je moet e meer wassen, zodat je wat mooier wordt! Terwijl ze dit zei, draaide ze haar hoofd alsof ik een besmettelijke ziekte had. Nog een andere dag kreeg ik als geschenk een boek, ze kon het weer niet nalaten te zeggen: Dit boek heb je gekregen, omdat je achterlijk bent, nu kun je, je afreageren, zodat je wat slimmer wordt! Deze woorden kwetsten mij zéér diep. Ik herinner mij nog iets, dat mij na al die jaren is bijgebleven: Die bewuste vrijdag, het was ongeveer 6 uur ’s avonds, ik had gedaan met werken. Zoals iedere vrijdag kreeg ik mijn loon. In mijn haast wilde ik vlug thuis zijn, om eindelijk met mijn moeder, vader, mijn broer en zuster samen aan de tafel te eten. Ik stak ik het loon en de weekkaart in één enveloppe. Die dag waaide het verschrikkelijk hard. Terwijl ik naar de tramhalte ging, ik zag de tram reeds in de verte aankomen, ik wilde de tramkaart uit de enveloppe nemen Door een felle rukwind vloog het loon en de tramkaart uit de omslag. Oh God! Dacht ik, wat moet ik thuis vertellen? En weer ging ik met knikkende knieën naar huis. Wenend moet ik te voet naar huis wat betekent: van de Lange Lozannastraat naar de Duinstraat. (omgeving Stuivenberg ziekenhuis). Doodvermoeid kwam ik thuis, mijn moeder ontving mij met de nodige verwijten, ze riep: Volgende week kun je de ganse week te voet naar je werk en je zondag krijg je ook niet! Er was toen enorm veel werk in de wasserij. Die week moest ik één uur ’s morgens beginnen en ‘s avonds 2 a 3 uur langer werken, dus van half zeven tot 9 a 10 uur ’s avonds en dit de ganse week. Ontzet riep ik: Maar ma, dat ik geen zondag krijg is niet zo erg, maar geef mij mijn weekkaart, zodat ik met de tram naar mijn werk kan! Neen, loop maar te voet, dat zal je leren! Riep Mijn moeder woedend. Ik moest ook iedere dag de schoofzakken maken, koffie opschenken, en vier thermossen vullen, mijn eten maakte mijn moeder nooit voor mij klaar, dus moest ik het zelf doen en tenslotte de gang schoonmaken. Moet ik écht te voet gaan, vroeg ik ontzet, helemaal naar de Lange Lozannastraat? Ik moet twee a drie uur langer werken en jij dwingt mij te voet heen en weer naar de Lange Lozannastraat te gaan, hoe kun je zo hard zijn, dit houd ik de ganse week niet vol. Dat is mijn zorg niet, je doet wat ik zeg, begrepen? Laat ons Maria eens wat doen, die is steeds vroeger thuis! Durf je dat nog zeggen, bovendien ons Maria moet haar nachtrust hebben, heb je dat begrepen? Doordat ik langer moest werken en dit werk thuis erbij was ging ik iedere avond rond een uur slapen, ik had geen voldoende nachtrust, want ik sliep amper 4 a 5 uur. Waardoor ik op het einde van de week een wrak was. geweest. Zo leefde ik dag in dag uit in angst. Ik durfde niets aan mijn vader, broer en mijn zus te vertellen. Soms denk ik , indien mijn zus van dit alles op de hoogte had geweest, zou de zusterband misschien wat hechter zijn geweest.
Mijn ouderlijk huis. Destijds was hier, waar nu de poort staat een klein venstertje
Dit is de bibliotheek lezen. Merksemsesteenweg Deurne Noord, waar ik steeds zat te lezen 

.

In deze straat woonde mijn jeugdvriendin Agnes Lamoen
Hier in deze straat is mijn vader gestorven Hier in dit huis met de donker stenen is mijn vader gestorven in 1956

Dit is de Bosuil aan de Meksemsesteenweg Deurne Noord Antwerpen, langs deze weg gingen wij, mijn moeder ons Maria en ik altijd naar de Kaasboerin, daar was een grote speelhof.

Hier ging ik naar school

Hoofdstuk 2 Mijn jeugd

Dit is de bloes, waarvoor ik zo hartverscheurend weende, ik moest eerst mijn geld afgeven en dan, kreeg ik mijn zondag terug.
Het was op een vrijdag, de zon scheen vrolijk, ik kreeg die dag mijn loon. Toen ik van de tram afstapte dacht ik: Ik ga eens naar die textiel winkel of ze een goedkope bloes, rok of kleed hebben. Ik kreeg destijds 100 frank voor mijn zondag, met dat geld moest ik instaan voor mijn kleding, schoenen kousen enz… Ik keek in de etalage en ik zag een mooie geruite bloes, ze kostte 75 frank. Ik dacht als ik die koop, dan heb ik nog 25 frank over, ja ,dacht ik, dat is te doen. Blij als ik was ging ik met het kledingstuk naar huis, ik was blij dat ik eindelijk eens iets nieuws kon kopen. Steeds moest ik alles dragen van mijn zus, eindelijk had ik eens iets nieuws. Lachend kwam ik thuis en ik liet onmiddellijk het gekochte zien. Mijn moeder riep met vlammende ogen: In het vervolg moet je eerst je loon afgeven, zolang ik dat niet in mijn handen heb gehad, is dat van mij, begrepen? Onthutst zei ik: Ik krijg toch iedere vrijdag 100 frank zondag en hiervan moet ik toch mijneigen kleren betalen? Met vuurrood gelaat riep ze nijdig: Wees zoals ons Maria, dan mag je alles van mij, bovendien was je niet welkom en je bent achterlijk en lomp en doe dat rot ding terug naar de winkel, snotjong! Verontwaardigd riep ik terug: Als ons Maria dat mag, wel dan mag ik dat ook, ik ben ook een dochter van jou, of ben je dat vergeten? Waarna ik woedend wegliep. Snikkend kwam ik terug in de winkel, verwondert keek de verkoopster mij aan en vroeg: Wat is er meisje, waarom heb je zoveel verdriet? Ik kon mijn tranen niet bedwingen. De winkelierster vroeg mij nogmaals: Maar meisje wat is er toch gebeurd? Eindelijk hield ik op met wenen en ik zei treurig: Hier is die bloes, die ik zo graag had gehad, ik mocht ze niet kopen van mijn moeder, mijn zus mag alles en mij aanziet ze als een achterlijke, ze zegt dat ik eerst mijn loon moet afgeven, dus ook het zondaggeld. Ik ben werd het beu thuis, ik wou weg. Ik leefde letterlijk en figuurlijk in de hel. Ik was nog maar 15 jaar. Ik gaf niet graag mijn zondaggeld, omdat ik er niet op kon vertrouwen dat ze mij het geld zou teruggeven. Als mijn vader of mijn broer thuis waren, was dat een hele opluchting want dan gaf ze mij alles terug. Misschien kan ik nu toch die mooie bloes kopen? Och, zei de verkoopster, dat zal wel zo,n vaart niet lopen, ga maar vlug naar huis en probeer vriendelijk te zijn! Jij kent mijn moeder niet, die geeft dat geld niet terug, snikte ik, ik haat ze, meer dan ik zeggen kan. Wenend ging ik naar huis, bij mijn thuiskomst zag ik tot mijn opluchting, dat mijn vader en mijn broer thuis waren, ik wist nu dat ik mijn zondag toch nog zou krijgen. Toen ik mijn moeder het geld overhandigde bekeek ze mij met een alles vernietigende blik terwijl ze het geld aarzelend teruggaf. Tevreden ging ik terug naar de winkel, om de mooie bloes te kopen. Twee jaar later het was een mooie zonnige dag, ik was reeds zestien. Die dag ontmoette ik een man, die enkele jaren later mijn echtgenoot werd. Samen met nog twee ander meisjes ging ik wandelen, maar zoals steeds moest ik op de camping blijven, maar dat lapte ik aan mijn laars. Tijdens onze wandeling wuifden de meisjes naar hem, hij was zéér knap, met zwart golvend haar en ongeveer 1.70 meter lang. De meisjes hadden veel plezier. Toen Pierre ongeveer 200 meter verder stond, wuifde hij op zijn beurt naar ons. Ik hield mij op de achtergrond. Toen wij elkaar wat beter leerden kennen, zei hij: Ik was gefascineerd in jou en ik vroeg mij dikwijls af waarom jij niet zo enthousiast was om te wuiven? Ik kon jou niet meer uit mijn gedachten zetten en ik wilde jou kost wat kost terugzien, maar ik wist niet waar je woonde. Enkele weken later op 1 juni van datzelfde jaar zagen wij elkaar terug op de camping. Ik zat tussen de roei en de zwemvijver, juist naast het kinderzwembad, amper één meter van hem verwijdert. Ik was aan het mijmeren en had geen behoefte om met iemand te praten. Plots stond hij recht en vroeg: Wil je met mij rond de vijver wandelen? Ik antwoordde: Als mijn moeder moest weten dat ik bij jou ben, dan slaat ze mij bont en blauw, terwijl ze dingen zegt, die mij diep kwetsen. Wat zal ik blij zijn als ik thuis wegkan, maar ik ben nog maar zestien. Ja, ik ga met jou wandelen, slaag krijg ik toch! Na deze ontmoeting hebben wij elkaar nog vele malen gezien. In 1954, dus 2én jaar later kreeg Pierre een waterpleuris, doodziek vroeg hij: Verlaat mij niet, ik hou zoveel van jou! Neen, ik ga niet weg, alles blijft zoals het is en rust nu maar wat! Tevreden, met een glimlach op zijn mond viel hij in slaap. Pierre lag in het ziekenhuis in het Sint Pietersziekenhuis in Brussel. Ik kon van mijn zondaggeld de trein niet betalen en op mijn moeder hoefde ik niet te rekenen, dus dan maar met de fiets, maar dat ging niet van een leien dakje, want ik had nog nooit zover gereden met de fiets. Ik vertrok de eerste keer met slechts 10 frank op zak. Als mijn moeder mijn zondag gaf, vroeg ze het geld langs een andere kant terug, zoals, haar bus of tram betalen, had ze zin in koekjes dan liet ze het mij betalen, zodoende had ik nooit geen geld. Iedere week reed ik trouw met de fiets naar Brussel, ik had meer geen geld bij, dan wel. Door mijn veelvuldige bezoeken herstelde hij langzaam en hij werd weer de oude. Zes weken later was de ziekte overwonnen. Op onze Heer Hemelvaart mocht hij voor de eerste keer naar buiten. Pierre was longpatiënt in Sana de Mick. Toen hij terug naar Sana de Mick mocht, liet mijn moeder mij niet meer toe Pierre nog te bezoeken.

Pierre aan het Sanatorium De Mick
De reden dat ik alleen naar Brussel mocht, was omdat ik het gevraagd had toen mijn vader en mijn broer thuis waren, hiervan nam ik gretig gebruik. Als mijn moeder meeging naar om Pierre te bezoeken in het Sanatorium was ik verplicht het traject van de bus ook voor haar te betalen, op deze manier had ik ook niets over van mijn zondag. Wilde ze een kopje koffie en koffiekoek of iets dergelijks dan moest ik ook dit betalen. De 100 frank, die ik kreeg was bedoelt om ook mijn kleren te kopen. Maar ik had nooit geen geld. Op zeker dag maakte ik mij boos en zei: Dat ik de reis naar Sana de Mick moet betalen, dat is niet erg, maar dat ik voor jou ook nog moet betalen is wel erg, als jij niet zou meegaan zou ik veel meer geld hebben om ook zoals ons Maria mooie kleding te kopen. Maar jij moet altijd voor alles een stokje voorsteken, ik haat je, je denkt dat ik Pierre zal laten staan, maar denk dan maar gauw wat anders! Och jouw tijd komt nog wel, jij krijgt niet zoveel geld als je zuster, want je bent lomp en achterlijk, zei mijn moeder grijnslachend! Deze situatie werd erger en erger, iedere dag mocht ik dezelfde verwijten horen, ze kwetste mij iedere dag. Veel van deze gruwelijke dingen waren: Jij had vroeger kromme benen enz… Ik voelde mij verstoten. Ik wilde thuis weg, de sfeer werd met de dag ondraaglijker. Op 21 oktober 1954 moest Pierre een zware operatie ondergaan. De dokter had gezegd, dat hij de ingreep waarschijnlijk niet zou overleven. Door dit bericht leefde ik in angst, de operatie zou uitgevoerd worden in het Sint Pieters ziekenhuis in Brussel. Het medisch personeel werkte gedurende acht uren aan de ingreep. Er werd een long en acht ribben weggenomen. Toen ik op 19 maart 1955, 18 jaar werd, was ik reeds twee jaar verloofd met Pierre. Tijdens deze periode hadden wij geen enkel seksueel contact gehad. Pierre had mij beloofd om mij te respecteren tot ik de ouderdom van 18 jaar bereikt had. Thuis steeg de spanning, ik wilde zwanger worden, dit was de enige mogelijkheid om thuis weg te gaan. De geestelijke martelingen werden mij teveel. Mijn moeder bewaakte mij als een waakhond

Niets uit dit boek mag verveelvoudigd worden onder welke vorm dan ook, zonder de toestemming van de auteur
Uitgave in eigen beheer
ISBN: 804517
Janssens olga
Pseudoniem: Ronita Yory
Canadalaan 227 bus 1
Antwerpen 2030
Tel: 03/542.35.98
Rekeningnr: 685-6831039-76
701-0127711-82
000-1695620-60
D 2000
Ik heb reeds 8 boeken geschreven:
1-Mijn dagboek uit mijn leven geschreven
2-Pedro de Puertoricaanse jongen
3-Gedichtenbundel
4-Kinderverhalen
5-Reisverhalen boek 1
6-Naar de hel van Breendonk
“Onze Reis met Top Express naar Lloret de Mar 2000” Ik heb iets vergeten in het boek te schrijven, het boek moet nogmaals gedrukt worden.
“Onze Reis met Top Express naar Oberkirch 2000” In dit boek heb ik iets vergeten te schrijven, het boek moet dus nogmaals gedrukt worden.
Deze boeken kan men bekomen in de Standaard Boekhandel Huidevetterstraat Antwerpen.
Circulum Vitae
Personalia
Naam en voornaam: Olga Janssens
Geboren: 19-3-1937
Geboren: Deurne (Antwerpen)
Pseudoniem: Ronita Yory
Adres: Canadalaan 227 bus 1
Plaats: Antwerpen 2030
Burgerlijke staat: Echtgescheiden
Studies: Lager onderwijs
Grijspeerstraat en Coeveltstraat School Calazans Deurne Noord
Avondschool:
Vak: Spaans
Adres: Eikenstraat 1e leerjaar
Attest: 52 %
Burotica: Suddermanstraat Antwerpen
Attest: 70 %
Literaire ervaringen
Ik heb reeds 9 boeken geschreven zoals:
1-Mijn dagboek uit mijn leven geschreven
2-Pedro de Puertoricaanse jongen
3-Kinderverhalen (waaronder 2 sprookjes)
4-Gedichtenbundel
5- Reisverhalen boek 1
6-Naar de hel van Breendonk
7-Onze reis met Top Express naar Lloret de Mar 2000
8- Onze Kerstreis met Top Express naar Zwarte woud Oberkirch 2000
9-Onze reis met Avitop naar Lourdes 2009
Ervaringen als figurant
zoals:
1-In Levensgevaar (was ik de moeder van Martine Jonckheere, uit familie
2- Bex en Blanche (was ik rolstoel patient)
3-Shades (was ik jury lid)
4- Wannabees (Moest ik op straat zingen)
5-Afrit 9 (zong ik het liedje: Adios Acapulco auteur Ronita Yory)
6- In de serie "David" (Was ik een nonneke)
7-Reclame filmpje (Gemengd huwelijk van Orange naar Base)
8-Reclame filmpje ( bij een begrafenis, tijdens de koffietafel
moest ik roddelen
9- Agenda reclame filmpje voor de regionale televisie Brussel
10- In een Soundmixshow zong ik het liedje: Ave Maria (Charles Gounod)
In het programma Kriebels heeft men dit liedje “Ave Maria” uitgezonden
11-In het programma ik denk dat het destijds heette: “De tijd van Toen” was er een soort kwis. Toen heeft men een foto van mij op VTM uitgezonden
Over de schrijfster
Olga Janssens met pseudoniem “Ronita Yory” geboren op 19 maart 1937 te Deurne Antwerpen.
Ze liep volgde lagere school te Deurne Dumontstraat, Grijspeerstraat en Calazans Coeveltstraat te Deurne. Aan de avondschool volgde ze Spaans 1e jaar attest 52 % Ze volgde ook Burotica Suddermanstraat attest: 70 %.
nita Yory Circulum Vitae
Geen opmerkingen:
Een reactie posten